Verweij Houttechniek en Cartoni Design werken samen in het omzetten van laagwaardige afvalstromen in hoogwaardige grondstoffen. Door het hout van oude deuren te recyclen naar hout voor nieuwe tafels wordt 60% van het hout hoogwaardig hergebruikt en de CO2-uitstoot van het eindelevensscenario tot 40%[1] gereduceerd.

 

Oude deuren

David Verweij, directielid bij Verweij Houttechniek, vertelt: ,,Talloze deuren uit huizen van Nederlandse woningbouwverenigingen worden momenteel vervangen door beter isolerende exemplaren. Dat zorgt voor een lagere CO2-uitstoot, maar ook voor een enorme hoeveelheid oude deuren. Deuren die wij vervangen, worden ontmanteld door De Terugwinning uit Woerden. Daar wordt op jaarbasis door zeker vijf mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt het hardhout ontdaan van verf, spijkers, beglazing en beslag.”

 

Nieuwe tafels

Het pure meranti en merbau hout, dat tevoorschijn komt, laat het bloed van designers sneller stromen. De schoonheid, de kwaliteit, de sterkte en de variëteit van het hout is al eeuwen inspirerend. Cartoni vindt het echter niet meer van deze tijd om hout voor meubels uit de tropen te importeren. ,,Er zijn genoeg reststromen, zoals die van oude deuren die vervangen worden door Verweij uit Woerden’’, verklaart Marijn Muller, directeur van het design label, die er nieuwe tafels en interieurproducten van maakt.

 

Samenwerking

Verweij Houttechniek maakt al vijf generaties lang houten deuren, ramen, kozijnen en prefab producten. Met kennis én met liefde voor hout. Marijn over de samenwerking: ,,Als bedrijf dat met jonge designers werkt, kijken we met bewondering naar de meer dan 135 jaar ervaring van Verweij. We zijn trots dat we een degelijk, duurzaam, maar ook fris en geraffineerd product op de markt brengen. Onze tafels pronken in directiekamers maar ook in interieurs van hippe stylisten. Tropisch hardhout is namelijk het mooiste dat er is. Vooral als het uit Nederlandse woningen komt’’.

 

Bekijk het hele verhaal en proces in onderstaande video van Cartoni Design.

  

 

[1] Berekend door het NIBE, Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie